Er is een reden waarom de Heilige Geest niet evenveel in de belangstelling staat als de Vader en de Zoon Hij wil de aandacht niet op Zichzelf vestigen. Net zoals de Zoon van God vrijwillig besloot om de taak van de lijdende knecht op zich te nemen om daardoor Gods volk te verlossen, zo heeft de Heilige Geest besloten om het werk van de heiliging van de gelovigen op zich te nemen en als hun Helper te fungeren. En daar het de taak van de Geest is om Christus te verheerlijken en ons te veranderen in Zijn Beeld, wil Hij Zich niet op de voorgrond schuiven en de aandacht niet naar Zich toetrekken.
Deze rol bij het verlossingswerk die de Geest vrijwillig op Zich heeft genomen, heeft tot u gevolg dat getuigenissen over Zijn persoonlijkheid en goddelijkheid niet zo in het oog springend en talrijk zijn dan die over de Vader of over de Zoon. Menigeen baseert zijn geringere achting voor de Heilige Geest hierop. Maar het is belangrijk dat we het volgende belichten: onderscheidende functies zeggen niets over de rang of de plaats van een persoon.
Als we naar het Bijbelse getuigenis over de Heilige Geest kijken, moeten we ons met twee thema’s bezig houden. Op grond van het feit dat sommige mensen bestrijden dat Hij een persoonlijkheid is, moeten we aantonen dat de Heilige Geest niet slechts een “kracht of “macht”is, maar inderdaad een Persoon. En dan moeten we het bewijs leveren dat Hij een eeuwige persoonlijkheid is die samen met de Vader en de Zoon de Drie-eenheid vormt.
Waaraan kunnen we zien of de Heilige Geest een Persoon is? Op dezelfde manier waarop we aantonen dat de Vader of de Zoon Personen zijn. We moeten ons afvragen: spreekt Hij, worden voor Hem of over Hem persoonlijke voornaamwoorden gebruikt? Doet Hij dingen die alleen personen kunnen doen? Heeft de Heilige Geest een wil? Kunnen we de Heilige Geest kwetsen of Hem weerstaan?
Een van de zekerste aanwijzingen dat de Heilige Geest een persoonlijkheid is, blijkt uit het feit dat Hij voor Zichzelf het persoonlijke voornaamwoord gebruikt. Mijn persoon-zijn wordt immers onderkend door het feit dat ik over mezelf als ‘ik’ en ‘mij’ spreek. De Heilige Geest spreekt op dezelfde manier over Zichzelf. Toen de Geest Barnabas en Saulus voor de zendingsdienst riep, heeft Hij dit op een persoonlijke manier gedaan. "En terwijl zij de Heere dienden en vastten, zei de Heilige Geest: ‘Zonder voor Mij zowel Barnabas als Paulus af voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb’ (Handelingen 13:2)
Deze opdracht is een werk voor de Heer. Maar hier spreekt de Geest niet alleen over Zichzelf met het persoonlijke voornaamwoord 'Ik' maar we zien hierin ook dat we de roeping voor de dienst van God als een dienst voor de Heilige Geest Zelf moeten zien. Al eerder had de Geest over Zichzelf op dezelfde manier gesproken; ‘Terwijl Petrus nog over dat visioen nadacht, zei de Geest tegen hem: Zie, drie mannen zoeken u, sta daarom op, ga naar benden en reis met hen mee. Twijfel niet, want Ik heb hen gestuurd’ (Handelingen 10:19,20)
De Geest spreekt tot Petrus en gebruikt weer een persoonlijk voornaamwoord, een aanduiding voor Zijn soevereine actie waarmee Hij de mannen naar Petrus stuurt.
Een onpersoonlijke kracht kan mensen niet sturen, niet spreken of voor zichzelf persoonlijke voornaamwoorden gebruiken. Evenzo wordt de Heilige Geest door Jezus als Persoon aangeduid. Als Hij de apostelen op de hoogte brengt van de taken die de komende Geest zal hebben zegt de Heer: ‘Maar wanneer de Trooster is gekomen, Die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest van de waarheid, Die van de Vader uitgaat, zal Die van Mij getuigen’(Johannes 15:26) Maar wanneer Die komt, de Geest van de waarheid, zal Hij u de weg wijzen in heel de waarheid, want Hij zal niet vanuit Zichzelf spreken, maar wat Hij gehoord zal hebben, zal Hij spreken, en de toekomstige dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen en het u verkondigen’(Johannes 16:13,14)
De Geest getuigt van de Here Jezus. De Geest leidt de discipelen. Hij spreekt en Hij verkondigt toekomstige gebeurtenissen. Hij verheerlijk Christus. Dit alles veronderstelt een persoonlijkheid.
In de Bijbel zien we steeds weer dat de Heilige Geest spreekt. In het bijzonder zien we dat in de voorspraak van de Geest voor de gelovigen: ‘En evenzo komt ook de Geest onze zwakheden te hulp, want wij weten niet wat bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat Hij naar de wil van God voor de heiligen pleit’(Romeinen 8:26,27)
Hier ‘helpt’ de Geest, ‘pleit voor ons ‘en ‘pleit’ voor de heiligen. Een onpersoonlijke kracht kan niet op deze persoonlijke manier helpen, zuchten of pleiten. Alleen een persoonlijkheid kan voor anderen bidden.
Het zelfde geldt voor het ‘doorzoeken’ en het ‘kennen van de gedachten van God’ dat door Paulus aan de Geest wordt toegeschreven: ‘Aan ons echter heeft God het geopenbaard door Zijn Geest. De Geest immers onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God. Want wie van de mensen kent de dingen van de mens dan de geest van de mens, die in hem is? Zo kent ook niemand de dingen van God dan de Geest van God’( 1 Corinthe 2: 10,11)
Alleen personen ‘kennen ‘ dingen. En de Geest kent de gedachten van God. We mogen niet over het hoofd zien wat dat ook nog betekent: de gedachten van God zijn oneindig, net zoals Hij Zelf oneindig is. Daarom moet de Heilige Geest ook alwetend zijn, een eigenschap die alleen de Godheid toekomt.
De Geest regeert ook soeverein in de gemeente. Hij stelt er oudsten en opzieners aan: ‘Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. ‘(Handelingen 20:28) Alleen een persoon kan een leider aanstellen.
De Geest is ook een getuige. ‘En wij Zijn getuigen van deze dingen, en ook de Heilige Geest, Die God gegeven heeft aan hen die Hem gehoorzaam zijn’( Handelingen 5:32)
Een ander overtuigend bewijs voor de persoonlijkheid van de Geest is Zijn taak om aan de gelovigen de liefde van God te openbaren: ‘En de hoop beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons gegeven is’(Romeinen 5:5) Hoe kunnen we een dergelijke uitspraak begrijpen als de Geest geen Persoon is? Kan de liefde in ons hart door een onpersoonlijke kosmische kracht worden uitgestort? Liefde verlangt op grond van haar wezen dat hij die haar geeft een persoon is. Paulus snijdt dit onderwerp op een andere plaats aan: ‘En ik roep u ertoe op, broeders, door onze Heere Jezus Christus en door de liefde van de Geest, om samen met mij te strijden, in de gebeden tot God voor mij’(Romeinen 15:30)
De ‘liefde van de Geest ‘ was voor de gelovigen net zo’n vertrouwde en begrijpelijk realiteit als de Persoon van de Here Jezus Christus dat was. Er is gewoon geen basis om de Geest niet op dezelfde wijze als Persoon te zien. Daarom vindt Mattheüs de volgende opdracht van Jezus niet vreemd: ‘Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest’(Mattheüs 28:19). Dat de schrijvers van de Bijbel de Geest op deze manier zowel met de Vader als met de Zoon verbinden is een eenduidig bewijs van Zijn persoonlijkheid.
We kunnen de persoonlijkheid van de Geest ook zien in de leer van Jezus over de ‘zonde tegen de Heilige Geest’ Zowel Mattheüs als Markus geven deze woorden van de Heer weer: “Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden, maar de lastering tegen de Geest zal de mensen niet vergeven worden. En wie een woord spreekt tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hem niet vergeven worden, niet in deze eeuw, en ook niet in de komende”(Mattheüs 12:31,32) “Voorwaar, Ik zeg u dat alle zonden de mensenkinderen vergeven zullen worden, en de lasteringen die zij ook maar uitgesproken zullen hebben; maar wie gelasterd zal hebben tegen de Heilige Geest, die heeft geen vergeving in eeuwigheid, maar is schuldig en verdient het eeuwige oordeel”(Markus 3:28,29).
Iedereen zal meteen begrijpen wat Jezus bedoelt als Hij spreekt over hem die “een woord spreekt tegen de Zoon des mensen”. De Farizeeërs hebben dat tijdens Zijn hele bediening gedaan. Hun godslastering was tegen Hem persoonlijk gericht. In dezelfde adem spreekt Hij over hem die “tegen de Heilige Geest spreekt”. Ze schrijven het goede handelen van Christus aan een kwade bron toe. Jezus wijst erop dat ze eigenlijk de Heilige Geest beschuldigen van het doen van de werken van de duivel. Dit laat zo’n geestelijke blindheid en verdorvenheid zien dat de Heer ervoor waarschuwt dat ze een ‘eeuwig oordeel’ verdienen als de Geest van God lasteren.
Je kunt de Geest niet alleen lasteren, je kunt Hem ook beledigen: “Hoewel te zwaarder straf, denkt u, zal hij waard geacht worden die de Zoon van God vertrapt heeft en het bloed van het verbond, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht heeft en de Geest van de genade gesmaad heeft?”(Hebreeën 10:29). Evenzo kan de Geest bedroefd worden: “En bedroef de Heilige Geest van God niet, door Wie u verzegeld bent tot de dag van de verlossing”(Efeze 4:30). Een onpersoonlijke kracht kun je niet bedroeven, bespotten of kwetsen. Evenmin kan enkel een : ‘kracht’ of ‘macht ‘de gelovigen tegen de dag van verlossing verzegelen.
Maar het sterkste getuigenis voor de persoonlijkheid (zelfs voor de goddelijkheid) van de Heilige Geest zien we in het feit dat Hij de gelovigen in de gemeente genadegaven schenkt. Paulus legt aan de Corinthiërs uit dat de leden van het lichaam van Christus verschillende gaven toebedeeld krijgen, maar dat er maar één gemeente, één lichaam is. De eenheid van de gemeente kun je onder andere onderkennen aan het feit dat er maar één bron van deze gaven is: de Geest van God.
Paulus verklaart deze waarheid aan de hand van de verschillende manifestaties van de gaven van de Geest: ‘en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest, en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander uitleg van talen. Al deze dingen echter werkt één en dezelfde Geest, Die aan ieder afzonderlijk uitdeelt zoals Hij wil’( 1 Corinthe 12: 9-11).
Er is maar één Heilige Geest Die aan elk van de verlosten enkele van deze gaven verleent. En Hij deelt ze niet uit op een manier dat wij willen, veel meer geeft Hij ze ‘zoals Hij wil ‘. We zien hier klip en klaar dat de Geest soeverein en wijs Zijn gaven aan de gemeente uitdeelt zoals Hij wil en dat toont heel duidelijk aan dat Hij een Persoon is.
Je kunt terecht aanvoeren dat, nadat je de persoonlijkheid van de Geest hebt vastgesteld, de kwestie van Zijn goddelijkheid nog niet duidelijk is gemaakt. Als er over de “Geest van God”geschreven is dat Hij alomtegenwoordig (Psalm 139:7) en alwetend is ( 1 Cor. 2:10,11) en actief bij de schepping betrokken was ( Geneniss 1:2, Psalm 104:30) dan kun je deze beschrijving toch niet voor een ondergeschikt wezen gebruiken. Bovendien laat het feit dat deze Geest de ene goddelijke naam met de Vader en de Zoon deelt ( Mattheüs 28:19) geen twijfel aan Zijn goddelijkheid bestaan.
Ondanks dat willen we nog meer bewijzen voor de goddelijkheid van de Geest onder de loep nemen, vooral omdat er verschillende mensen zijn die de heerlijkheid van de Geest geringschatten en Hem de eer die Hem toekomt weigeren. Het meest geciteerde Bijbelvers vinden we in Handelingen waar de apostel Petrus zegt: “Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, zodat u gelogen hebt tegen de Heilige Geest en een deel achtergehouden hebt van de opbrengst van het stuk grond? Als het onverkocht gebleven was, bleef het dan niet van u, en toen het verkocht was, bleef de opbrengst dan niet tot uw beschikking? Waarom toch hebt u deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God”(Handelingen 5:3,4).
Een andere groep getuigenissen hoort in dezelfde categorie thuis als zij die het
feit betuigen dat de Zoon van God Jahwe is ( vlg. bijv. Jesaja 6:1-4 met Johannes
12:41). En zo vinden we ook uitspraken die de schrijvers van het Nieuwe Testament
aan de Geest toeschrijven die oorsponkelijk aan Jahwe werden toegeschreven.
Woorden die in het Oude Testament over Jahwe spreken, worden in het Nieuwe
Testament woorden van de Geest. Dat zien we hernieuwd bij het tempelvisioen van
Jesaja waarin de heerlijkheid van het wezen en het karakter van God wordt
geopenbaard. Deze tekst over de roeping van Jesaja wordt door Paulus geciteerd.
In Jesaja spreekt Jahwe en zendt Zijn profeet met een oordeelsboodschap naar het
volk ( Jesaja 6:9). Maar let er eens op hoe Paulus dit gebruikt:
“En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen nadat Paulus dit
ene woord gezegd had: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de Profeet,
tegen onze vaderen gezegd: Ga, naar dit volk toe en zeg: Met het gehoor zult u
horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult u zien, maar beslist niet
opmerken” (Handelingen 28:25,26).
Hiertegen kun je natuurlijk meteen inbrengen dat Paulus niet van mening was dat de Geest letterlijk de geciteerde woorden heeft geproken, maar veel meer ervoor gezorgd heeft dat ze werden opgeschreven.
Hij heeft ze "geinspireerd". En dat zou inderdaad een terechte tegenwerping zijn - maar een tegenwerping die alleen maar de hiervoor genoemde vaststelling bewijst. Zo zegt Petrus: "want de profetie is destijds niet voortgebracht door de wil van een mens, maar heilige mensen van God, door de Heilige Geest gedreven,
hebben gesproken"(2 Petrus 1:21).
Vanwege deze bovennatuurlijke leiding zegt men terecht dat de Geest in de Schriften "spreekt". Maar het is ook waar dat de Schrift "door God beademd "is en daardoor het spreken van Jahwe Zelf is ( 2 Tomotheüs 3:16).
Daar je de Geest niet van de Bijbel kunt scheiden en daar die inderdaad ook het Woord van God is, kunnen we daaruit maar één logische conclusie trekken:
de Geest is volkomen God.
Bovendien wordt de innige relatie van de Geest met de andere goddelijke Personen duidelijk als we de belofte die de Here Jezus voor tijden van vervolging aan de Zijnen geeft, in de synoptische evangeliën (Mattheüs, Markus en Lukas) met elkaar vergelijken: "En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest"(Markus 13:11). Hier belooft de Here Jezus dat de Heilige Geest voor Zijn volgelingen zal opkomen als ze voor de rechtbank staan.
Laten we eens naar de versie in Mattheüs kjken die over dezelfde belofte gaat: "Maar wanneer zij u overleveren, moet u niet bezorgd zijn hoe of wat u spreken moet, want het zal u op dat moment gegeven worden wat u spreken moet. Want u bent het niet die spreekt, maar de Geest van uw Vader, Die in u spreekt "(Mattheüs 10:19,20). Hier zien we dat het de "Geest van uw Vader" is die in tijden van vervolging door de gelovigen spreekt. De Heilige Geest is de Geest van de Vader. Maar de versie van Lukas voegt er nog een ander aspect aan toe: "Neem u dan in uw hart voor niet van tevoren te bedenken hoe u zich moet verdedigen Want Ik zal u mond en wijsheid geven die al uw tegenstanders niet zullen kunnen weerspreken of weerstaan"( Lukas 21:14,15).
Hier belooft Jezus heel duidelijk dat Hijzelf hun de juiste woorden zal geven. Hier wordt niet tegengesproken wat in de andere evangeliën wordt verteld. Veeleer kun je in deze Bijbelteksten de "verstrengeling" van de goddelijke Personen zien, net zoals in de belofte van de Here Jezus om bij de gelovige te zijn: "Als iemand Mij liefheeft zal hij Mijn woord in acht nemen; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen naar hem toe komen en bij hem intrek nemen"(Johannes 14:23). Jezus belooft dat de Vader en Hijzelf bij hen die Hem liefhebben en Zijn Woord bewaren zal wonen ( de ware discipelen dus). Maar hoe doet de Heer dit? Hij doet het door Zijn Geest die Hij in Zijn plaats stuurt. Dat is het cruciale punt in de twee hoofdstukken Johannes 14 en 16. Jezus zendt een andere Helper of Trooster die in eeuwigheid bij de gelovigen zal zijn. En deze Trooster is de Heilige Geest. Maar de gemeenschap van de Drie-eenheid is zo innig, de eenheid zo volmaakt, dat als de Heilige Geest in ons woont dat betekent dat ook de Vader en de Zoon voor altijd bij ons zijn. Zo hecht is de verbinding van deze Personen dat Paulus de Heilige Geest in één adem de Geest van God en de Geest van Christus kan noemen: "Maar u bent niet in het vlees, maar in de Geest, wanneer althans de Geest van God in u woont. Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem"(Romeinen 8:9).
Deze geweldige, leven gevende Persoon, de Geest van God, is Degenen die het volk van God het geestelijke leven brengt. Hij is het Die in ons de wedergeboorte bewerkt: "Wat uit het vlees geboren is, is vlees; en wat uit de Geest geboren is, is geest"( Johannes 3:6)."...maakte Hij ons zalig, niet op grond van de werken van rechtvaardighed die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid, door het bad van de wedergeboorte en de vernieuwing door de Heilige Geest"( Titus 3:5)
Daarom konden de eerste christenen de Heilige Geest samen met de Vader en de Zoon aanbidden en loven, zoals we het in de volgende lofprijzing zien: "De genade van de Heere Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de Heilige Geest zij met u allen"( 2 Corinthe 13:14).